Mirjam Bolle-Levie (1917) groeide op als Joods meisje in het vooroorlogse Amsterdam. Voorafgaand en tijdens de oorlog werkte ze voor het Comité voor Joodsche Vluchtelingen en later voor de Joodse Raad als secretaresse. In de loop van de oorlog werd ze opgepakt en verbleef ze in de kampen Westerbork en Bergen-Belsen. Ze overleefde de kampen en zou terechtkomen in Palestina (wat later Israël werd). Hier trouwde ze, kreeg ze kinderen en lukte het haar om een nieuw leven op te bouwen.

Jeugd in Amsterdam

Mirjam groeide op in een Joods gezin, ze was de oudste van twee dochters. Vooral haar vader was streng gelovig. Hij was zionist. Zionisten streven naar het stichten van een eigen land voor het Joodse volk in Palestina, waar zij de manier van leven kunnen bepalen. De rest van Mirjams familie vond dit maar raar. “We zijn toch gewoon Hollanders, wat hebben wij met Palestina te maken?” Mirjam ging dan ook naar een Joodse school terwijl haar omgeving vond dat ze juist naar een normale school moest gaan zodat ze ook in contact kwam met andere kinderen. Religie speelde een belangrijke rol in het gezin:

Religie vóór de oorlog

Ze vierden Joodse feestdagen, ze aten volgens de Joodse traditie en ze gingen regelmatig naar de synagoge. Verder kwam ze in contact met andere Joodse kinderen bij de Joodse jeugdvereniging. Hier leerde ze haar toekomstige man kennen. Mirjam heeft goede herinneringen aan haar jeugd. Het was een fijne tijd. Van antisemitisme heeft ze geen last gehad. Contact met niet-Joden was hooguit onwennig.

Antisemitisme vóór de oorlog

Werken als secretaresse

Toen Mirjam ouder werd kwam ze een advertentie tegen van het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. Ze reageerde op de advertentie, waarna ze al snel kon beginnen als secretaresse. Als secretaresse hielp ze Joden die uit Duitsland waren gevlucht. Hier was Hitler aan de macht gekomen waardoor het leven voor Joodse mensen steeds onprettiger werd. Vooral na de Kristallnacht in 1938 – een nacht waarin Joodse bezittingen en pandjes massaal werden vernield – kwamen er veel Joden richting Nederland. Mirjam schreef brieven naar instanties om zodoende te proberen om papieren of verblijfsvergunningen voor deze mensen te regelen. Dit was niet makkelijk want de Nederlandse staat was niet happig op het toelaten van vluchtelingen.

Bezetting van Nederland

In mei 1940 werd Nederland binnengevallen door het Duitse leger. Mirjam weet nog goed dat ze wakker werd gemaakt door haar vader. “De hel is losgebroken, het is oorlog”, zei hij toen de Duitsers de macht overnamen.

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog

Het Comité voor Joodsche Vluchtelingen waar Mirjam voor werkte ging hierna op in de Joodse Raad. Deze raad was opgericht door de Duitse bezetter om de Joodse gemeenschap te besturen. Mirjam had het geld nodig om te leven en bij verzet werd ze ontslagen. Ze had dus weinig keuze. De oorspronkelijke bestuurders van het comité bleven in functie omdat ze het idee hadden dat ze toch nog positieve invloed konden hebben op het lot van de Joodse gemeenschap, ondanks dat ze onder Duits bewind kwamen te staan. Uiteindelijk moest de Joodse Raad meewerken aan de deportatie van Joden en het opstellen van lijsten hiervoor. Na de oorlog was er dan ook veel kritiek op de Raad. Mirjam heeft zelf niet meegewerkt aan het opstellen van de lijsten. Ze stelt dat de leden wel mee moesten werken en dat het geen verschil had gemaakt als de leden van het Comité dit niet gedaan hadden. Ze voelt zich dan ook niet schuldig. Door haar werk mocht haar familie voorlopig in Nederland blijven en kon ze geld verdienen. Dit was nodig om haar familie te beschermen.

Voel je je niet schuldig dat je hebt gewerkt voor de Joodsche Raad?”, werd na de oorlog aan Mirjam gevraagd.

Razzia’s

Tijdens de bezetting heeft Mirjam zich vaak heel angstig gevoeld. De bezetters hielden na verloop van tijd zogenoemde razzia’s waarbij Joden opgepakt werden voor deportatie. Mirjams familie wist te ontkomen aan de eerste razzia’s. Mirjam herinnert zich dat haar moeder voor een operatie in het ziekenhuis lag. Na acht uur ’s avonds mocht men niet meer naar buiten maar toch besloot Mirjam haar moeder te bezoeken. Ze bedekte haar Jodenster en ze deed zo voorzichtig mogelijk. Toch werd ze op de terugweg gesnapt door een Duitse soldaat. Gelukkig was dit een goede man. De soldaat besloot haar te helpen en bracht haar terug naar het Raadskantoor. Mirjam weet niet of ze het na had kunnen vertellen zonder hulp van de soldaat. Uiteindelijk werd Mirjam op straat opgepakt in juni 1943. Ze werd gelijk meegenomen en ze had geen mogelijkheid om spullen van huis mee te nemen. Ze werd op transport gezet naar Westerbork.

We zaten in continue angst. Als je ’s avonds Duitse stemmen en de laarzen van de soldaten op de straat hoorde. Gaan ze bij ons aanbellen?”

Leven in het kamp Westerbork

Mirjam werd in Westerbork weer herenigd met haar vader en zusje. Zij waren thuis opgepakt rond dezelfde periode. Moeder zou later arriveren omdat ze nog in het ziekenhuis lag. Westerbork was geen pretje. Mirjam herinnert zich dat er weinig privacy was en dat de toiletten heel vies waren. Gelukkig was ze in staat om zich aan te passen aan de omstandigheden. Ze was vastbesloten om deze periode te doorstaan. In Westerbork deed ze werk als secretaresse op de school van het kamp. Dit stelde niet veel voor maar het hield haar in ieder geval bezig. Op de school had ze de beschikking over een typemachine. Hiermee schreef ze brieven die ze later naar haar geliefde wilde sturen. Haar geliefde was inmiddels al in Palestina. Soms was er in Westerbork tijd voor ontspanning. Er werd gezongen en er waren optredens van muziekkoren en komedianten.

Zangles in kamp Westerbork
Toneelvoorstellingen in kamp Westerbork

Op sommige momenten bestond er mogelijkheid voor Joodse rituelen. Echter, tijdens haar periode in Westerbork was er continu angst dat ze op de deportatielijst stond. Wekelijks vertrok een trein met gevangenen richting de kampen in het oosten. In januari 1944 werden Mirjam en haar familie op transport gezet.

Achteraf is het een raar idee dat ik me vermaakte met de optredens terwijl de familie van sommige artiesten soms een aantal dagen eerder op transport was gezet.”

Bergen-Belsen

De trein had concentratiekamp Bergen-Belsen als bestemming. Het feit dat ze in personenwagons zaten en niet in veewagens gaf Mirjam een beetje hoop. Misschien zou het meevallen. De reis duurde lang en het was heel koud. Bij aankomst moesten zij en haar zusje nog een uur lopen naar het kamp. Onderweg zag ze soldaten en blaffende honden en veel uitgemergelde gevangenen. Het was vreselijk.

Eerste indruk van Bergen-Belsen

Eenmaal in het kamp moesten ze urenlang op appèl staan in de vrieskou. De omstandigheden waren nog veel slechter dan in Westerbork. In Bergen-Belsen kreeg ze ook administratieve klusjes. Daarnaast werd ze assistent van de leider van haar barak. Ze moest bijvoorbeeld zorgen dat iedereen ongeveer evenveel te eten kreeg.

Gevaarlijk moment in Bergen-Belsen

Mirjam had haar brieven uit Westerbork mee weten te smokkelen. In Bergen-Belsen ging ze door met schrijven. Het was een uitlaatklep om de ellende van haar af te schrijven. Ze herinnert zich dat ze op een dag gefouilleerd werd. Met gevaar voor eigen leven gooide ze haar schriftjes met brieven over een hek. Gelukkig werd ze niet gesnapt door de bewakers. Tijdens haar verblijf in Bergen-Belsen gloorde er een sprankje hoop. Mirjams gezin stond namelijk op de ‘Palestina-lijst’. Een lijst waarop joden stonden die geruild konden worden tegen nazi-aanhangers uit Palestina. De eerste ruilpoging mislukte. Mirjam en haar familie waren klaar voor vertrek maar om onbegrijpelijke reden ging het niet door. Ze werden teruggezet in het kamp maar in een veel slechtere barak dan waar ze daarvoor zaten. Gelukkig werden ze niet veel later wel op de trein gezet. Iedereen was erg opgelucht. Ze dansten van geluk. Ongeveer 222 joden werden met een personentrein naar Palestina gebracht. Dit staat nu bekend als Transport 222. De reis was prachtig. Mirjam was verguld van blijdschap en opluchting. Mirjam zou later stellen dat het lot haar gunstig gezind was. De Palestina-lijst was haar redding. Het had heel anders af kunnen lopen, zoals bij al die anderen die gesneuveld zijn in de kampen.

Waar was God in de kampen? Hoe kon Hij zoiets vreselijks gedogen? Dat iemand op het idee komt om mensen op te sluiten en ze te vergassen is voor mij onbegrijpelijk.”

Leven na de oorlog

Mirjam werd na de treinreis herenigd met haar toekomstige echtgenoot in Palestina. Ze had helemaal niets. Alleen de kleren die ze aan had.

Leven na de oorlog

Samen met haar man heeft ze bijgedragen aan het opbouwen van Palestina, wat later Israël zou worden. Na alle ellende die ze had ervaren was ze dolgelukkig dat ze bij haar geliefde was en dat ze kon gaan en staan waar ze wilde. Ze kregen samen drie kinderen. Na de oorlog heeft ze regelmatig haar verhaal verteld op bijeenkomsten in de hoop dat latere generaties er iets van zouden opsteken.

Schuldgevoel?

Haar brieven zouden uiteindelijk gebundeld worden tot een boek dat in 2003 gepubliceerd is. Anno 2020 gaat ze nog steeds wekelijks naar de synagoge, op 103-jarige leeftijd. Ze vindt het een raar idee om zo oud te zijn, als ze hier weleens bij stilstaat. Ze geeft nog regelmatig interviews maar in de privésfeer heeft ze haar oorlogservaringen achter zich gelaten. Ze wil zich richten op de positieve dingen, waar ze nog kracht en voldoening uithaalt.

Dit artikel is geschreven door Jim Duijndam (in 2020) op basis van het interview van Herman Teerhöfer met mevrouw Bolle-Levie. Het interview is afgenomen op 3 januari 2020 te Jeruzalem.