Hannah Elizabeth ‘Hanneli’ Goslar (91 jaar) is een vrouw van joodse afkomst die de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en overleefd heeft. Tijdens de oorlog heeft ze gevangen gezeten in doorvoerkamp Westerbork en later is ze op transport gezet naar kamp Bergen-Belsen in Duitsland. Hanneli is vooral bekend vanwege haar nauwe vriendschap met Anne Frank, die later beroemd zou worden na de publicatie van haar dagboek. Na de oorlog verhuisde Hanneli naar Israël, waar ze zou gaan werken als kraamverzorgster.
Vroege jeugd
Hanneli is geboren op 12 november 1928. Als kind groeide ze op in een orthodox-joods gezin in Berlijn. Haar vader heeft een deel van de Eerste Wereldoorlog doorgebracht in Polen. Hier kwam hij in contact met orthodoxe joden, waarna hij zelf ook strenggelovig werd. Later heeft hij het orthodox-joodse geloof doorgegeven aan de moeder van Hanneli en zijn kinderen. De vader van Hanneli had een goede baan bij de Duitse regering, hij was raadgever van de Minister van Binnenlandse Zaken. Nadat Hitler de verkiezingen had gewonnen (1933), besloot de familie Goslar te vertrekken uit Duitsland, omdat ze zich hier niet meer gewenst voelden. Na een korte periode in Groot-Brittannië vertrok het gezin naar Amsterdam.
De vader van Hanneli zette in Nederland een bedrijfje op om Duitse joden te helpen emigreren naar Nederland. Dit was niet gemakkelijk omdat in deze tijd alle grenzen tussen Europese landen gesloten waren. Ondertussen ging Hanneli in Nederland naar de basisschool. Dit vond ze aan het begin spannend, vooral omdat ze nog geen Nederlands sprak. Gelukkig was er in diezelfde periode een ander Duits meisje dat ook voor het eerst in Nederland naar school ging: Anne Frank. De twee meisjes hadden elkaar kort voordat school begon al ontmoet. Ze woonden namelijk in dezelfde wijk. Hanneli heeft haar schooltijd in Nederland als prettig ervaren. Samen met Anne kletste ze vooral veel en lette ze niet altijd even goed op. De docenten en de directrice van de school maakten geen onderscheid tussen joodse en niet-joodse kinderen en ze hebben Hanneli altijd goed behandeld. Door de vriendschap tussen de twee meisjes waren de familie Goslar en de familie Frank bevriend geraakt. Ze kwamen vaak bij elkaar op bezoek en samen vierden ze joodse feestdagen.
Antisemitisme en begin Jodenvervolging
Ondanks dat Hanneli naar eigen zeggen niet veel last heeft gehad van haar joodse achtergrond in haar jeugd, is ze wel degelijk in aanraking gekomen met antisemitisme (jodenhaat). Toen ze nog in Berlijn woonde, moest ze verhuizen omdat haar vader als ambtenaar van de Duitse regering ontslagen werd. Hetzelfde gold voor alle andere Duitse joden die voor de regering werkten.
Ook in Groot-Brittannië werd het joodse geloof van de familie Goslar niet volledig geaccepteerd. Vader kon er niet werken omdat hij weigerde ook op zaterdag te werken. Op zaterdag is het sabbat, de wekelijkse rustdag voor joodse mensen. Ook in Nederland kreeg de familie Goslar problemen. Na de Duitse bezetting kon de familie het eigen bedrijf niet voortzetten. Voortaan moesten ze via andere klusjes aan geld komen. Samen met een Italiaanse man maakten ze bijvoorbeeld ijs, wat ze vervolgens op straat verkochten. Zo kon de familie toch nog iets verdienen waarvan ze eten konden kopen. Na de Duitse bezetting werden Hanneli en andere joodse kinderen geweerd van normale scholen. Ze moesten voortaan naar aparte joodse scholen. Hanneli had het geluk dat ze net het jaar hiervoor de basisschool had afgemaakt.
In de zomer van 1942 worden de eerste joodse mensen opgeroepen voor werkkampen. Toen was niet bekend dat het eigenlijk om vernietigingskampen ging. De zus van Anne Frank stond op de eerste lijst. De familie Frank besloot hierna om onder te duiken in het kantoor van vader Frank. Als men vroeg waar de familie gebleven was, dan werd gezegd dat ze waren verhuisd naar familie in Zwitserland. Hanneli heeft de jaren hierna gedacht dat Anne veilig in Zwitserland verbleef. De familie Goslar kon niet onderduiken. Dit kwam omdat ze een jong kind hadden en omdat mevrouw Goslar opnieuw in verwachting was. Omdat meneer Goslar ambtenaar was geweest kon hij valse Paraguayaanse paspoorten regelen en hij regelde dat de familie Goslar op een bepaalde lijst kwam te staan. Op deze lijst stonden mensen die naar Palestina (het huidige Israël) zouden verhuizen. Mensen uit bepaalde landen (bijvoorbeeld Paraguay) die op deze lijst stonden hoefden in eerste instantie niet naar de kampen. Duitsland kon deze mensen namelijk ruilen tegen Duitse soldaten die in vijandige landen waren opgepakt en daar vast zaten. Zodoende kon de familie Goslar tot 1943 in Nederland blijven wonen.
Leven in het kamp
In 1943 besloten de Duitsers om ook de mensen van de beschermde lijst op te pakken.
Hanneli kwam terecht in doorvoerkamp Westerbork. In Westerbork hadden de joodse mensen die er al langer zaten een weeshuis opgebouwd voor jonge kinderen. Hanneli heeft zeven maanden in kamp Westerbork doorgebracht in het weeshuis, samen met haar kleine zusje. In dit weeshuis zaten veel jonge kinderen en baby’s die in het land gevonden waren. Sommige kinderen werden verstopt bij boerderijen of op andere plaatsen. Van veel van deze kinderen was het niet duidelijk of zij nog levende ouders hadden of waar die ouders waren. Hanneli verbleef in het weeshuis om te helpen met het verzorgen van haar kleine zusje en de andere kinderen die hier verbleven. In Westerbork werd het zusje van Hanneli erg ziek.
Een kennis van de familie Goslar was dokter en zat ook opgesloten in het kamp. Hij heeft uiteindelijk het kindje succesvol geopereerd, terwijl er geen professionele doktersspullen aanwezig waren in het kamp. Hanneli’s verblijf in Westerbork was zwaar, maar naar omstandigheden nog dragelijk.
De leiding van het kamp was niet zo gewelddadig en onmenselijk als in andere kampen. Zo probeerde de commandant altijd te zorgen voor extra eten voor de kinderen in het weeshuis.
Kamp Bergen-Belsen
Na Hanneli’s periode in Westerbork werd ze doorgevoerd naar Bergen-Belsen. Hier hebben Hanneli en haar zusje het restant van de oorlog gezeten.
Na het verlaten van de trein moesten de meisjes nog een lang stuk lopen. Dit was haast niet te doen, omdat Hanneli’s zusje nog steeds ziek was. Gelukkig werd dit opgemerkt en mochten de twee meisjes instappen in een auto die richting het kamp reed. In Bergen-Belsen werden geen mensen vergast, zoals dat in Auschwitz wel gebeurde. Echter, de omstandigheden waren slecht: er moest hard gewerkt worden en de gevangenen zaten met heel veel mensen in te kleine barakken. Eten was schaars. Mannen en vrouwen werden van elkaar gescheiden. Hierdoor kon Hanneli haar vader maar heel soms zien. Uiteindelijk zijn er in Bergen-Belsen vooral veel mensen gestorven aan ziektes zoals de tyfus. De mensen zaten te dicht op elkaar en de onhygiënische omstandigheden zorgden ervoor dat ziektes snel verspreid werden. Later in de oorlog, werden mensen uit Auschwitz getransporteerd naar Bergen-Belsen. Deze mensen brachten luizen en andere besmettelijke ziektes mee, waardoor in de laatste maanden van de oorlog nog veel mensen gestorven zijn.
Hanneli werd ook ziek. Ze kreeg geelzucht. Hiervoor moest ze naar het ziekenhuis. Gelukkig wilde een joodse familie uit Griekenland haar zusje verzorgen in het kamp in de tijd dat ze weg was. Een lid van de Griekse familie had een tijd in Berlijn gewoond en kende de vader van Hanneli goed. Als dank voor alles wat Hanneli ’s vader voor de joodse mensen had gedaan, wilde de Griekse familie zorgen voor Hanneli en haar zusje. In 1945 heeft Hanneli ook nog contact gehad met Anne Frank, die inmiddels van Auschwitz was getransporteerd naar Bergen-Belsen. De joden uit Auschwitz werden met een muur gescheiden van de andere gevangenen. De Duitsers waren bang dat de joden uit Auschwitz hun verhalen over de gruwelijke omstandigheden in het kamp zouden doorvertellen aan de joden aan de andere kant van het hek. Contact tussen Hanneli en Anne moest stiekem.
Enkele keren heeft Hanneli eten over het hek gegooid naar Anne. Anne en haar zus Margot waren al te ziek en zouden uiteindelijk overlijden in Bergen-Belsen. Hanneli en haar zusje wisten de oorlog wel te overleven.
Leven na de oorlog
Hanneli vertelt na de oorlog dat de joodse overlevenden verschillend zijn omgegaan met het joodse geloof. Sommige joodse mensen zijn volledig van het geloof afgestapt. Als er daadwerkelijk een God bestaat, waarom heeft deze de mensen dan niet behoed voor deze vreselijke tijd? Een tijd waarin hele families vermoord zijn en waarbij enkele overlevende familieleden achterbleven met een schuldgevoel. Waarom hadden zij het overleefd en hun dierbaren niet?
Bovendien werden veel naoorlogse kinderen niet meer joods opgevoed omdat ouders hun kinderen wilden beschermen voor het antisemitisme. Andere joodse mensen zien het feit dat ze nog leven juist als een daad van God. Zodoende zijn sommige mensen het geloof juist intensiever gaan belijden. Dit geldt bijvoorbeeld voor Otto Frank. De vader van Anne was de enige overlevende van de familie Frank. Hij stond er alleen voor. Dankzij het geloof bleef hij in contact met andere joodse mensen. De saamhorigheid tussen de joodse mensen en het gezamenlijk vieren van de joodse tradities hielp bij het rouwproces: kunnen optrekken met mensen met gelijke ervaringen, die als enige een voorstelling konden maken van het leed dat joodse mensen hebben ervaren.
Hanneli is na de oorlog naar Israël verhuisd. Hier heeft zij lange tijd als kraamverzorgster gewerkt. Ook heeft ze veel gepraat en haar ervaringen gedeeld met andere mensen. Dit heeft haar geholpen om het leed te verwerken. Terugkijkend op de oorlog kan ze nog steeds niet bevatten hoe het kan dat mensen op commando de meest vreselijke dingen kunnen doen. Ze vindt het onvoorstelbaar dat Duitse soldaten op commando mensen in koelen bloede hebben vermoord, terwijl ze thuis hun kinderen en huisdieren vertroetelden met liefde en aandacht. De mens is van nature niet gewelddadig, maar als ze gedwongen worden of overtuigd worden van een bepaalde waarheid, dan zijn ze tot vreselijke dingen in staat.
Hanneli heeft dan ook als boodschap voor de jeugd dat men vooral moet blijven praten.
Geweld en oorlog lossen niets op. Mensen moeten vooral in gesprek blijven gaan en proberen wederzijds begrip op te brengen. Ze vindt het belangrijk dat deze verhalen verteld blijven worden, zodat men zich blijft herinneren dat oorlog en genocide het ergste is wat de mensheid kan overkomen.
Dit artikel is geschreven door Jim Duijndam op basis van het interview van Herman Teerhöfer met Hanneli Goslar.
Geef een reactie