“Je leefde niet, je werd geleefd” – Leny Boeken-Velleman

Leny Boeken-Velleman (1922-2012) was een sterke veerkrachtige vrouw die de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog heeft weten te overleven. Ze was slechts een zeventienjarig joods meisje toen de oorlog uitbrak. Net als vele andere joden dook zij onder, maar werd uiteindelijk toch opgepakt door de Duitsers. Via het doorvoerkamp Westerbork kwam zij terecht in Auschwitz, waarna zij later gevangen heeft gezeten in het dwangarbeiderskamp Kratzau. Leny overleefde de oorlog, maar zij was dan ook de enige uit haar hele familie. Na de oorlog heeft ze een gezin gesticht en een zoon mogen verwelkomen. Jaren later keerde ze zelfs nog terug naar Auschwitz, naar de plek waar zich al die jaren terug iets onvoorstelbaars had afgespeeld. In het interview vertelt Leny over haar jeugdherinneringen van voor de oorlog, hoe zij die angstaanjagende periode in de verschillende kampen heeft ervaren en hoe de oorlog haar kijk op het leven voorgoed heeft veranderd.

Jeugdherinneringen aan het vooroorlogse Amsterdam

Leny groeide op in een warm en hecht gezin. Haar vader was een socialist die Leny opvoedde om er te zijn voor alle mensen. Men had in die tijd meer voor elkaar over wat in de hedendaagse maatschappij volgens Leny nog weleens tegenvalt. Ze heeft erg fijne herinneringen aan haar jeugd gehad. Het was een fijne tijd, ‘een betere tijd’. Ze herinnert zich ook erg beschermd te zijn opgevoed, zo moest ze ’s avonds met een jongen over straat. Leny rondde de lagere school af en startte vervolgens aan de zogeheten nijverheidsschool, waar ze leerde koken en naaien om zodoende later een huishouden te kunnen organiseren. De kleuterschool en de nijverheidsschool waren beide joodse scholen die een onderdeel waren van haar joodse opvoeding. De joodse religie en de daarbij horende joodse tradities speelden een belangrijke rol in het gezin waarin Leny opgroeide. Ze bezochten de synagoge regelmatig, ze vierden joodse feestdagen en zij aten koosjer. Ze wist niet beter dan haar joodse leven in het vooroorlogse Amsterdam.

In 1940 startte in Nederland de oorlog met de inval van de Duitse troepen. Als toenmalig kind had zij geen besef van het uitbreken van de oorlog. Ze hoorde haar ouders weleens bij de radio fluisteren waarop haar vragen uit nieuwsgierigheid werden beantwoord met: “Als je later groot bent, vertellen we je het wel.” Toen het gezin hoorde van de oorlog die dreigde, sprak Leny’s moeder haar en haar broertje toe: “Als de oorlog uitbreekt, dan gooi ik muntjes in de gaskamer en zet ik de kraan open.” Een ingrijpende ervaring voor Leny op zo een jonge leeftijd, maar hieruit bleek hoe groot de angst voor de oorlog was bij haar ouders. Als kind heeft ze gelukkig nooit iets gemerkt van het antisemitisme voorafgaand en aan het begin van de oorlog. Wel verloren zowel Leny als haar vader hun baan vanwege hun joodse geloof. Van andere anti-Joodse maatregelen had Leny nauwelijks last. Ze was nog te jong om zelf gebruik te maken van de voorzieningen zoals uitgaansgelegenheden of het doen van boodschappen. Bovendien woonde ze in een straat met vele joodse winkels waar ze wel welkom waren.

Onderduikperiode

In juni 1942 besloot het gezin te gaan onderduiken naar aanleiding van een incident waarbij haar broertje werd opgepakt, maar uiteindelijk vrijgelaten moest worden omdat hij onder de leeftijdgrens viel. Later zou er ook een brief liggen voor Leny met de oproep zich te melden. Beide gebeurtenissen gaven samen de aanzet om te gaan onderduiken. Met dit groeiende gevaar dat de nazi’s vormden, verplaatste Leny zich van het ene naar het andere gezin dat haar een ‘veilig’ onderduikadres bood. Ze werd al na 14 dagen gescheiden van haar ouders zonder te weten dat het afscheid voorgoed zou zijn. Dit betekende voor Leny dat zij haar ouders na juni 1942 nooit meer zou terugzien net als de rest van haar familie. Alleen ging ze verder naar de verschillende onderduikadressen, wat haar zwaar viel, maar ze vond verlichting in de aanwezigheid van bekende gezichten onder de andere onderduikers. Net als vele anderen werd Leny uiteindelijk opgepakt door de Duitsers als gevolg van verraad. Leny vertelde hoe ze net zoals haar vader beschikte over een sterk voorgevoel in verschillende situaties, zelfs al voor het uitbreken van de oorlog. Ook gedurende haar onderduikperiode speelde haar intuïtie voor gevaar een sterke rol. Samen met een andere onderduiker at Leny samen bij een onbekende man, toen er in de buurt een bom viel. Zij herinnert zich nog goed dat zij beiden vol van opluchting waren, maar dat ze die man steeds wit zag wegtrekken. Ze voelde dat er iets niet deugde. Diezelfde nacht bleek dat Leny het bij het rechte eind had toen zij werd opgepakt en met haar nog 45 andere mensen.

Drie ontsnappingspogingen & drie huwelijksaanzoeken

Nadat Leny op 3 september 1944 was gepakt, volgde er spannende dagen waarin zij vanuit haar verraadde onderduikadres in Zeist naar Westerbork werd vervoerd. Uit angst heeft ze onderweg drie mogelijke vluchtpogingen onbenut gelaten. Leny’s intuïtie en voorgevoel weerhielden haar ervan te vluchten. De eerste kans om te ontsnappen deed zich voor toen een Duitse soldaat Leny de mogelijkheid bood om te vluchten, omdat ze er niet joods uit zou hebben gezien. De tweede keer bood een jongen op het station aan Leny in zijn fietsbak mee te nemen om zo aan het gevaar te ontsnappen. Haar derde en laatste kans om te vluchten deed zich voor in de trein van Westerbork naar Auschwitz. Uit de laatste wagon werd een gat gezaagd en Leny zou als achtste mogen springen. Ze sprong niet en toch keerde alleen zij levend terug. Wonderbaarlijk, hoe Leny tot drie keer toe de kans had aan het gevaar te ontsnappen en juist door deze onbenut te laten, is zij door het oog van de naald gekropen. Ze werd altijd vooruitgeschoven. Zo mocht zij als achtste uit de wagon springen, alleen zij ontving iedere ochtend een kopje te drinken in de fabriek waar ze werkte en na de bevrijding bracht een Amerikaanse soldaat haar elke dag persoonlijk een stuk chocola. Tot haar eigen verbazing viel zij tussen al die andere meiden op. Tot drie keer toe werd zij ten huwelijk gevraagd. Tweemaal werd zij gevraagd door Nederlandse jongens die na de bevrijding hielpen aan de wederopbouw van het land en de derde keer wilde de eerdergenoemde Amerikaanse militair met Leny trouwen. Trouwen deed ze niet, want ze had grotere zorgen: ze moest naar haar moeder.

“Een beest behandel je beter” (periode in Auschwitz)

In Westerbork werkte Leny in een batterijfabriek en verbleef ze in de strafbarrakken, omdat zij samen met een groep anderen was ondergedoken. Het waren lange en zware dagen en door de aantocht van Dolle Dinsdag werden ze vervroegd op transport gezet richting Auschwitz. Bij aankomst in Auschwitz kreeg iedereen een nummer, zo ook Leny, wier nummer op haar arm werd getatoeëerd. Gebrandmerkt voor het leven. Het tastte haar menszijn volledig aan. Leny herinnert zich ook nog de gemene streken van de Duitsers in het kamp die op de joodse feestdag Rosj Hasjana bloedworst serveerden. Ze kreeg in het kamp nauwelijks te eten of te drinken. De omstandigheden waren ronduit onmenselijk- “zelfs een beest behandel je beter.” “Je leefde niet in Auschwitz, je werd geleefd”, zo vertelde ze. Leny heeft deze erbarmelijke tijd doorstaan door haar kracht te putten uit de hoop haar moeder weer terug te zien. In andere woorden: het terugvinden van haar moeder vormde voor Leny een cruciale drijfveer om te overleven. Deze periode heeft Leny’s geloof in een God tenietgedaan, want welke God had ooit zoiets verschrikkelijks kunnen laten gebeuren.

Toen het de Duisters in Auschwitz te heet onder de voeten werd, kwam Leny in november ’44 in Kratzau (Tsjecho-Slowakije) terecht waar de Duitsers het nog voor het zeggen hadden. In het arbeiderskamp werd ze gestraft voor het stelen van een stuk brood en ging hierbij door het oog van de naald. Als straf onderging Leny een experimentele operatie waarbij haar navel werd verwijderd door dokter van Mengele. Deze man stond bekend als ‘de engel des doods’. Bij het ongeluk was haar geluk dat deze operatie slechts een aantal weken voor de bevrijding was, waardoor zij spoedig de medische hulp zou krijgen die ze nodig had. Mentaal was het extreem zwaar. Niemand kon meer normaal denken onder die omstandigheden: “we waren allemaal geestelijk gestoord. Daar hebben zij wel voor gezorgd.”

“Alles wat kon lopen heeft de benen genomen.”

8 mei 1945 werd Leny in het kamp Kratzau door de Russen bevrijd, maar veel vrijheid ervaarde ze nog niet. Terwijl alle andere gevangenen de benen namen, was Leny door de operatie aan haar navel niet in staat om op te staan, laat staan te lopen. Toch kwam ook Leny met hulp een stap dichterbij huis, althans wat ervan over was. Ze belandde in het ziekenhuis waar werd verwacht dat ze binnen twee dagen zou overlijden. Op wonderbaarlijke wijze vond ze de kracht om niet alleen te overleven maar zelfs op eigen benen, tegen het medische advies in, het ziekenhuis te verlaten. Waar ze die kracht vandaan haalde was voor haarzelf ook een raadsel, maar één ding was duidelijk: ze moest haar moeder weten te vinden. Na vele rondzwervingen kwam ze eindelijk in Nederland aan. Hier stond voor Leny klap achter klap te wachten: de hoop waaraan ze al die tijd had vastgehouden om haar moeder weer te zien was verloren met het nieuws dat geen enkel familielid nog in leven was. Aangekomen op het centraal station in Amsterdam had ze geen enkel idee waar ze heen ging nu ze geen familie meer had. Ook werd zij uitgescholden voor ‘moffenhoer’ omdat Leny in de kampen van top tot teen was kaalgeschoren.

Nasleep van de oorlog

Het verlies van haar familie viel haar zwaar, maar toch hield ze altijd de hoop dat ze nog zouden terugkeren. Het was de onwetendheid en onzekerheid over het lot van haar ouders die zorgden voor angst, maar ook dat deze hoop in stand werd gehouden. Na de oorlog putte Leny haar kracht uit het werken, zo gaf ze zin aan haar leven. Ze stichtte een gezin met haar man die ze na de oorlog ontmoet had, en samen kregen ze een zoon. Leny keerde jaren na de oorlog met regelmaat terug naar Auschwitz. Bij haar eerste bezoek, samen met haar zoon, kwamen bij haar de herinneringen tot in detail terug. Bijzonder, aangezien ze zich in eerste instantie niets meer precies kon herinneren en na het bezoek zelfs exacte data terug kon halen. Een andere belangrijke reden voor Leny om terug te keren was om haar ouders te herdenken bij het Nederlandse monument dat er staat en dat zij beschouwde als het graf van haar ouders. Hoewel Leny de oorlog overleefde, bleef zij toch altijd achter met het grote onbegrip hoe zij als enige die ellendige tijd heeft kunnen overleven. Als kind werd ze een ‘scharminkel’ genoemd, omdat ze altijd zo ziek was en lange tijd niet op haar benen kon staan. Hoe kon zij de oorlog als ‘scharminkel’ overleven en haar gezonde sterke familieleden niet, vroeg Leny zich haar hele leven af. 

“Wat heb ik voor goeds gedaan of wat heb ik voor slechts gedaan dat ik wél leef en de hele familie niet.”

Haar oorlogservaringen hebben ertoe geleid dat Leny haar vertrouwen in de mensheid compleet had verloren. Echter was ze ervan overtuigd dat er zowel slechte als goede mensen op de wereld zijn. Ook de joodse religie was niet meer van even grote betekenis als voor de oorlog. Wel bezocht ze nog een liberale synagoge, al was het voor de sfeer en de gezelligheid. Maar juist ook door deze oorlogservaringen en door alles wat ze heeft moeten doorstaan, veranderde haar kijk op het begrip ‘vrijheid’ voorgoed. 

Tekst: Emma Op het Veld

mei 2021

Naar aanleiding van het interview door Herman Teerhöfer in 2010.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.