Introductie

Leny de Jong – van Naarden (8 juli 1915, Amsterdam – 13 oktober 2015), was een vrouw van Joodse afkomst die is geboren en grotendeels getogen in het Noord-Hollandse Zandvoort. Leny, wiens vader streng Joods praktiserend was, heeft in haar jeugd alle kneepjes van het Jodendom gekend. Dit was tot de oorlog begon, waarin alles op zijn kop kwam te zet. Ze werd gescheiden van haar familie, zag velen van hen nooit meer terug, moest onderduiken en werd verraden. Na de oorlog heeft ze een nieuw leven gestart samen met haar man, waarmee ze daarnaast een gezin stichtte. De oorlog en het Jodendom lieten haar echter niet meer los.

Vooroorlogse periode

Leny werd geboren op 8 juli 1915 te Amsterdam. Ze groeide op in het strenge maar liefhebbende gezin van Jeanette (Netje) Meijer, haar moeder, en Wolf van Naarden, haar vader. Ze was de jongste van een gezin van 3 kinderen. Leny had namelijk een 7 jaar oudere broer, Louis, en een 5 jaar oudere zus, Judith. Leny is dankbaar voor haar jeugd en voor haar opvoeding. Ze denkt dat het haar verder in haar leven en zeker in de oorlog enorm heeft geholpen. Haar moeder was vroeger altijd thuis, vertelt ze. Ze zorgde altijd heel goed voor Leny en haar broer en zus. Daarnaast vertikte ze het bijvoorbeeld om ze zonder eten de deur uit te laten gaan. Haar vader werkte veel, maar was er altijd voor hen. Hij was de drijfveer achter het Jodendom in het gezin. Hij wilde altijd graag met het gezin naar de synagoge en zorgde ervoor dat alle feestdagen netjes gevierd werden. Daarvoor ging hij dan zelfs naar andere steden om de benodigde spullen te halen. Leny was wat tegendraads, waardoor ze meer onenigheden had met haar vader dan haar broer en zus, maar uiteindelijk kwam het altijd goed.

In haar woonplaats, Zandvoort, waren de andere kinderen niet altijd even aardig. Opgroeien in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw was zo makkelijk nog niet, verteld ze. Niet als Jodin in ieder geval. In Zandvoort was er destijds namelijk veel antisemitisme aanwezig. Zo werd daar voor het eerst in Nederland een synagoge in brand gestoken, dit was al ver voor de Tweede Wereldoorlog, in de twintiger jaren. Ook hadden zij en haar zusje dagelijks te maken met antisemitisme. Ze hadden er in hun jeugd enorm last van. Leny beet goed van zich af, maar met name haar zus werd vaak gepest en geslagen vanwege haar Jodendom. De allereerste ervaring met antisemitisme was al op jonge leeftijd, ze herinnert zich het nog goed:

De eerste … vermoord hadden”

Haar vader ging er dan op uit naar de familie van de pesters, wat dan eindigde in een knokpartij. Hij heeft daar veel bekeuringen voor gehad en sloeg vaak een blauw oog, maar hij trok het niet als zijn kinderen verkeerd werden behandeld. Dan stond er politie aan de deur, maar hij maakte direct kenbaar niet te betalen.

Een ander voorbeeld van antisemitisme deed zich voor bij het zwemmen. Na haar werk ging Leny altijd zwemmen met een collega. Deze collega werd dan vervolgens uitgekozen voor sportwedstrijden in Duitsland, maar Leny die was Joods, dus zij werd niet geselecteerd.

Van sporten, of in ieder geval ten alle tijden actief bezig zijn, hield ze enorm. Zwemmen, schaatsen, roeien, alles vond ze leuk. Zo probeerde ze altijd sportteams op te zetten, maar door minder geavanceerde communicatiemiddelen dan nu lukte het niet altijd. Ook liep ze graag door de duinen, nam ze graag een duik in zee samen met haar vader en haastte ze zich voor én na haar werk altijd om nog even te kunnen roeien of een baantje te trekken. Ook na de oorlog loopt ze nog altijd graag langs de Amstel.

Desalniettemin ziet ze haar jeugd als goed, ook als ze het met de jeugd van tegenwoordig vergelijkt. Wel verbaast ze zich vaak over de afgenomen discipline van de nieuwe generatie. Zij had vroeger na ‘reguliere’ schooltijd altijd nog les bijvoorbeeld. Uit Haarlem kwam dan een leraar naar hen toe. Dit waren Joodse lessen, zoals geschiedenis bijvoorbeeld. Ze zat niet met haar broer en zus in de klas, ze verschilde met haar zus namelijk 5 jaar en met haar broer 7 jaar, maar er waren niet zo veel leerlingen, zegt ze. In haar jeugd heeft ze dus veel onderwijs genoten. Zo doorliep ze de basisschool, de 4-jarige mulo en de Joodse avondschool. Desalniettemin was ze tegen de tijd dat ze haar diploma had slechts 17. Ook moesten zij en haar broer en zus altijd mee naar de synagoge, de vrouwen zaten dan boven en de mannen beneden, maar Leny probeerde altijd te ontsnappen. Dan ging ze via de achterdeur de synagoge uit en dan stond ze zo in de duinen. Heerlijk vond ze dat.

Vanaf haar 12e of haar 14e, dat weet ze niet precies meer, verhuisde Leny van Zandvoort naar Amsterdam. Vooral haar broer en zus hadden zin in het stadsleven en haar ouders vonden het verder prima om uit Zandvoort te vertrekken. In Amsterdam had ze verder een prettige tijd, door haar opvoeding ging ze netjes met iedereen om en zorgde ze niet voor problemen.

Toen de jaren dertig echter steeds verder vorderden kwam er ook meer nieuws uit Duitsland. Leny vertelt hoe mensen nog geen televisies hadden maar dat er wel radio’s waren. Daarin kregen ze te horen hoe het er daar aan toeging, in Duitsland. Ze waren allemaal heel bang. Ze herinnert zich dan ook nog dat de oorlog begon. Zelf was ze aanvankelijk nog heel optimistisch. Zo dacht zij dat de oorlog afgelopen was, nadat Nederland na 5 dagen oorlog voeren gecapituleerd was. Haar vader weerhield haar echter van deze gedachten en vertelde haar dat alles pas net was begonnen. Later zou ze beseffen hoeveel gelijk hij had gehad. Ook in de jaren dertig waren ze er dus al veel meer bezig, ze lazen de krant en ze luisterden naar de radio, maar ze gingen nog steeds naar de synagoge.

Zo verliep alles nog redelijk normaal, tot ’42 althans.

De Tweede Wereldoorlog

In 42 werden haar ouders op transport gesteld naar Sobibor. De Duitse organisatie herinnert Leny zich als geraffineerd. Niemand had door wat er nou werkelijk gebeurde en voordat ze het wisten was iedereen meegenomen. Alleen de ouderen zagen het gebeuren, maar ze konden er niks tegen doen. Er was geen ontkomen aan en ze kent dan ook niemand die is teruggekomen.

In de kampen merkte ze dat haar strikte opvoeding zijn vruchten afwierp. Leny legde makkelijk contact en was behulpzaam, waardoor ze nooit in de problemen kwam. Ze bouwden er vriendschappen op en sommige kampvriendinnen spreekt ze nog steeds.

De aanvang

De oorlog was begonnen en de veranderingen begonnen langzamerhand doorgevoerd te worden. Overduidelijk werd de aankomende tijd voor haar pas echt toen de razzia’s begonnen. In 1942 ging Leny trouwen met haar man uit België. Zijn hele familie kon al niet meer bij deze trouwerij aanwezig zijn, doordat ze hadden moeten vluchten naar Zuid-Frankrijk. Het was een gehaast gebeuren. Allerlei jonge stellen probeerden te trouwen, nog net zo voor de oorlog. De trouwambtenaren waren zelfs beschaamd voor deze jonge koppels en de tijd die ze tegemoet gingen. Verbloemt spraken ze hun afschuw jegens de Duitsers uit.

Alsof het feit dat ze gescheiden van familie hun trouwerij moesten vieren nog niet erg genoeg was, was er tijdens hun bruiloft ook nog eens een razzia gaande in Amsterdam. De bruggen werden opgehaald en de deuren werden opengezet. Iedereen vloog weg, sommigen in de armen van de Duitsers, sommigen naar onderduikadressen. Leny en haar man raakten gescheiden van elkaar tijdens deze vlucht, maar hadden vooraf afgesproken in zo’n geval naar een vriend in Den Haag te vluchten. Hij ving wel meer Joodse mensen op en vanaf hem konden ze zich verder voorbereiden op een nieuwe vlucht.

Onderduiken

Doordat Leny’s man sinds zijn jongensjaren postzegelfanaat en -verzamelaar was geweest, had hij een flinke verzameling ervan opgebouwd. Deze verzameling verkochten ze zodat ze ieder een vals persoonsbewijs konden kopen, om zo in Den Haag te geraken. Daar zat hun vriend, die wist dat ze kwamen. Bij hem zouden ze een tijdje veilig zitten, zo dachten ze. Hun persoonsbewijs konden ze alleen wel direct weggooien, want daar zat niet eens een watermerk in. Dankbaar dat ze onderweg niet waren gecontroleerd, betraden ze tot het huis. Ze hebben toen nog een tijdje in Den Haag kunnen verblijven, maar het werd al gauw duidelijk dat ze ook daar niet veilig waren. In 1943 werden de mannen die de schuilplaatsen in Den Haag verzorgden namelijk allemaal opgepakt, om vervolgens doodgeschoten te worden in Vught. Ze waren verraden. Ze hoorde daar pas na de oorlog van, van het doodschieten. Leny voelde zich machteloos. “Zulke prachtige mensen, wat een drama”.

In Den Haag had Leny het prima, vertelt ze. Wel had ze het er lastig mee dat ze constant binnen moest blijven. Het lukte gewoon niet. Zeker zij niet, de persoon die altijd ging sporten en door de duinen struinde. Gelukkig zat er bij hun in huis een andere mevrouw die Leny dan wel eens meenam naar de kiosk of naar een koffietentje. Heerlijk vond ze dat, Leny. Haar man vond het minder, maar als ze het dan toch ging doen, dan kon ze wel de krant meenemen. Om zo nog een beetje wat mee te krijgen van de buitenwereld. Het was een gevaarlijke compromis en echt oppassen geblazen. Mensen verraadden elkaar al voor 2 en een halve euro, vertelt Leny. Ze probeerde daarom de drukke plekken te vermijden. Het belangrijkste voor Leny, waar ze ook veel houvast aan had, was haar man. Ze waren in ieder geval samen. Zo lang dat zo was, zouden ze het wel redden.

Tijdens het onderduiken dacht Leny ook veel aan haar ouders. Van haar moeder heeft ze nog een brief ontvangen uit Westerbork. Een brief waarin stond dat ze zich flink hielden en dat Leny ook vooral voorzichtig moest doen. Daarna heeft ze nooit meer iets van hen gehoord. Van haar vader heeft ze niks ontvangen. Leny denkt dat hij al precies aan zag komen wat er ging gebeuren, terwijl haar moeder daar helemaal niet aan gedacht had. Haar man had ook niks meer van zijn ouders gehoord. Na de oorlog is hij naar Zuid-Frankrijk vertrokken omdat hij wilde weten hoe het met hen was vergaan. Na uitgevogeld te hebben waar ze precies hadden gezeten, trof hij niks anders meer aan dan de man die hen had ontvangen en een koffer met zilverwaren, die van zijn ouders waren geweest. Daarop keerde hij maar terug naar huis.

In Den Haag konden ze dus niet meer blijven. Daarom zijn ze naar Friesland gevlucht. Na een lange rit zijn ze daar ’s avonds laat op het station aangekomen. Dit was met hun vriend uit Den Haag. Hij kende dat soort treinritten, wist wat daarop kon gebeuren en had erop gestaan om mee te gaan. Eenmaal in Friesland aangekomen was het nog best wel een gedoe, want ze kwamen aan om 8 uur ’s avonds. Op die tijd hoorde je binnen te zijn. Ze zouden opgehaald worden door een auto, als haar man het wachtwoord kon vertellen.

“We stonden met z’n drieën … ‘kom maar!’”

De boer bracht hen naar hun boerderij, waar ze werden ontvangen door hem, zijn hoogzwangere vrouw en een tafel die afgeladen was met eten. De volgende ochtend zouden ze opgehaald worden, want de boer was slechts een doorgeef-adres. Vanaf de boer zouden ze overgeplaatst worden naar een adres van de waterpolitie, ook tijdelijk. Daar zittende hoorden ze echter iets verschrikkelijk. De boer waar zij hadden verbleven, was diezelfde nacht nog doodgeschoten door de Duitsers. Leny wordt er in het interview nog emotioneel over. “Die vrouw was net voor de eerste keer zwanger.”

Na de waterpolitie kwamen ze op het ‘goede’ adres terecht. Daar hebben ze twee maanden verbleven, Leny en haar man, waarna ze verraden werden. Degene die hun verraden heeft is er makkelijk van af gekomen. “De hele rechtspraak was zo fout als de pest.” De vrouw die hun had verraden beweerde zwanger te zijn en mocht daarom straffeloos gaan. Leny is blij dat ze er maar niet bij was.

Dit adres was echter met recht het goede adres te noemen. Het is dat Leny en haar man zijn verraden door een buitenstaander, maar anders waren ze nooit gevonden. De vrouw bij wie ze verbleef, die zelf 2 kleine kinderen had, is met een revolver onder schot gehouden. Zelfs toen weigerde ze nog toe te geven waar ze zaten, ze was ervoor bereidt te sterven. Toen Leny vroeg waarom ze daarvoor bereid was, ondanks haar kinderen, zei de vrouw: “wij wisten waar we aan begonnen.” Ongelofelijk. Leny staat nog steeds met het gezin in verbinding.

Na hun arrestatie zijn ze eerst in de gevangenis in Leeuwarden gezet. De bewakers daar probeerden haar spullen nog voor haar ‘in bewaring te nemen’, maar Leny vertrouwde ze niet.

De dag voordat ze moest vertrekken, was een bijzondere. Ze weet nog dat ze die nacht voor vertrek in de cel werd gelaten bij een geestelijke vrouw, die voor haar en haar man ging bidden. Ook was er een warm bad voor haar klaargemaakt waarin ze zich kon wassen.

Westerbork

De volgende dag werden ze naar Westerbork vervoerd. In Westerbork hebben Leny en haar man contact gehad met meerdere echtparen. Sommigen daarvan spraken ze nog na de oorlog, maar lang niet iedereen is teruggekomen. De vriendschappen in Westerbork hebben veel voor haar betekent en hielden Leny op de been. Ze was erg ziek tijdens deze periode, maar ze zette door, fysiek én mentaal. “Het was duidelijk te zien wie het wel en wie het niet gingen halen”, vertelt Leny.

Auschwitz

Haar vertrek naar Auschwitz herinnert ze ook nog goed. Ze zat toevallig samen in de wagon met de familie van Anne Frank. Althans, met het vrouwelijke deel van het gezin Frank. Want mannen en vrouwen waren gescheiden. “Het waren normale mensen”, vertelt Leny, toen wist men natuurlijk nog niet wat er van hen terecht zou komen. Het was een bijzonder onprettige reis, dat weet ze nog. Waar de dieren in die wagons nog stro hadden gekregen, hadden zij zelfs dat niet om op te rusten. Doordat ze in Westerbork wat vriendschappen had kunnen sluiten, had ze wel nog een tas met spullen mee kunnen krijgen voor de reis, waarin bijvoorbeeld wat etenswaren zaten. Ze weet nog hoe mensen tijdens de treinreis probeerden te ontsnappen, door gaten te maken in de bodem van de veewagens en eruit te springen op het spoor. Hierdoor lagen ze tussen de rails en de trein, hierbij verloren velen ledematen, weet Leny nog.

Haar aankomst in Auschwitz was verschrikkelijk. Ze werden kaalgeschoren en ze kregen een nummer. Leny kreeg het nummer 25145. Ook werden al haar kledingstukken afgenomen, om vervolgens ingeruild te worden tegen veel minder warme, oude, gescheurde kledingstukken. Ook haar goede en dure paar schoenen dat ze aanhad werd haar afgenomen, gestolen door een andere gevangene en ingeruild voor pumps. Dit laatste pikte ze echter niet, ze ging erachteraan en kreeg haar schoenen terug, maar dit was dan ook wel het enige. Verder was solidariteit in Auschwitz enorm belangrijk. Je moest het met elkaar doen. Iedereen was radeloos en vaak vroegen mensen zich af waar God was in Auschwitz. Zij heeft altijd uitgesproken: “hij was er niet.” Verder was Auschwitz doorzetten, Leny kon met de andere vrouwen in de barak praten over familie, maar veel was er niet. Iedereen was ziek en anders werden ze wel ziek.

In Auschwitz is Leny ook bijna doodgegaan, was het niet voor een oog door de naald ervaring gehad waarbij ze de dood net ontsnapte. Alle barakken werden daar namelijk leeggehaald, om de kampgevangenen allemaal naar de gaskamers te sturen. Leny heeft andere barakken nog zingend naar de gaskamers horen lopen. De Duitsers controleerden hun voortgang door de voorste en de achterste deur van een barak open te zetten, dan was deze ontruimd. Een Russische vrouw heeft Leny’s barak, waar ze samen met zo’n 1000 andere vrouwen zat, toen gered. Zij zette namelijk deze deuren open, waardoor de Duitsers dachten dat die barak al afgehandeld was.

Libau

Vanuit Auschwitz werd Leny vervolgens getransporteerd naar Libau. Hier schat ze in december 1944 aangekomen te zijn. Dit vond ze een ‘aangenamere’ plek dan Auschwitz, bij aanvang althans. Ze werd er ontvangen met brandende kachels. “Het was verzorgd, de aankomst” vertelt Leny. “Daarna hebben ze nooit meer gebrand.” In Libau moest ze veel werken. Zo was er een veld dat volledig recht en glad gemaakt moest worden, zodat er Duitse vliegtuigen op konden landen. Hieronder vertelt zo over hoe bruut dat kon gaan.

“De grond bewerken … weer die berg op en daar die kant weer“

“Iedereen was moe en doodziek”, maar ze moesten door. De Duitsers zorgden daar wel voor. Met de kolven van de geweren werden ze de berg op gedreven. Ze hielpen elkaar dan maar omhoog. “We wisten, als we niet zo zijn, dan halen we het niet”. Solidariteit was broodnodig.

In Libau hadden ze een hechte groep gevormd bestaande uit 8 vrouwen. Ze herinnert zich hoe een van die vriendinnen daar in het kamp is gestorven. Ze mochten haar zelf maar gaan begraven. “Buiten het hek, niet op de begraafplaats”. Verdere arbeid in Libau bestond uit het schoonmaken van fabriekshallen, het schoonmaken van de toiletten en het maken van sneeuwkettingen. Ze kregen daarnaast ook enkel soep te eten. Deze ‘soep’ bestond echter bijna volledig uit water, er zat helemaal niks in. Toch probeerden ze de goede moed erin te houden, waardoor ze soms zelf nog tijd hadden voor een feestdag:

“We moesten sneeuwkettingen maken … die luisterde.”

De bevrijding

De bevrijding herinnert Leny zich nog goed. Ze was op dat moment in Libau en iemand tikte tegen het raampje van de barak aan. “Hij zei, de oorlog is afgelopen! Kom naar buiten!”. Dit bleek uiteindelijk niet zo te zijn.

Ondanks dat Leny en haar vriendin het niet hadden geloofd, kregen ze straf. Terwijl ze deze straf uitzaten kwamen er Franse krijgsgevangen langslopen die hetzelfde zeiden. Weer geloofden ze het niet en ze gingen door met de arbeid. Toch hadden ze wel door dat het tij aan het keren was.

Plots werden de hekken opengegooid. De Duitsers blekken al vertrokken, ze waren vrij! “Toen was het vrede”. Ze durfden niet direct naar buiten, maar beetje bij beetje deden ze het toch. Ze kwamen allerlei Russische soldaten tegen die met overwinningsliederen voorbijtrokken. Ze begon echter niet gelijk met feestvieren, ze vroeg zich eerder af wat er nog over was. “Niet mijn ouders en niet mijn schoonouders. Alles is weg”. Ze heeft het er de rest van haar leven nog moeilijk gehad met dat verlies.

De terugreis

Vanuit Libau is ze te voet naar Nederland teruggekeerd. Het was een bizarre terugreis. Ze liep samen met één andere vriendin. Onderweg hebben ze pianogespeeld in afgebrokkelde huizen, zijn ze tegengehouden omdat er nog mijnen in de grond lagen, hebben ze gedanst met Russische officieren en hebben ze zelfs hun namen op een Russisch document gekregen. Met dit (neppe) document gingen ze allerlei winkels en boerderijen binnen (inmiddels in Duitsland) waardoor ze enorm veel eten kregen. De Duitsers waren namelijk doodsbang voor deze soldaten en gehoorzaamden daarom braaf. Weer in Nederland aangekomen, in Maastricht om precies te zijn, kregen ze ieder één rijksdaalder van de overheid. Een rijksdaalder stond gelijk aan 2 gulden 50. Nu zo’n 1 euro 25. Deze hebben ze overigens ook meteen weer af moeten staan. Er was een man die aanbod ze een lift te geven vanuit Maastricht naar Amsterdam, maar wel op voorwaarde dat hij hun rijksdaalders zou krijgen.

Het weerzien

De hereniging met haar man was ontzettend emotioneel, vertelt Leny. Compleet uitgeblust, kaalgeschoren en met slechte kleding stond ze voor hem bij het afgesproken huis van hun vriend. Direct na dit weerzien werd Leny echter wel erg ziek. Haar lichaam was op.

Hoewel zij pas op 8 mei werd bevrijd, was haar man al bevrijd in januari. Hij is via Rusland teruggekomen, via een troepentransportschip, samen met Otto Frank. Deze terugreis bekostigden de mannen door de overgebleven spullen uit magazijnen van Auschwitz te verkopen op de markt. Deze waren toch over en zij konden het goed gebruiken.

Haar man had altijd vertrouwen gehad in dat Leny nog zou leven. Leny had minder vertrouwen in dat haar man het overleefd zou hebben, helemaal doordat zij die laatste maanden wel had meegemaakt en zag dat het steeds bruter werd. Vrienden van haar man condoleerden hem al, maar hij hield altijd vol. Met Otto Frank hebben ze nog heel lang contact gehad en hij is zelfs naar de begrafenis van Leny’s man gekomen.

Naoorlogse periode

Zowel Leny als haar man hebben de oorlog overleefd. Hiervoor uit Leny haar dankbaarheid in het interview, sommigen van de vrouwen met wie ze in de kampen zat ziet ze nog, maar geen van hen hebben hun man teruggezien. Leny en haar man hadden afgesproken om terug te keren naar een gezin bij hen in de buurt, voor het geval dat ze het beiden zouden overleven. Hun terugweg had echter wel makkelijker gekund. Nadat haar man bevrijd werd was de schade aan zijn lichaam duidelijk zichtbaar, zo had hij paarse en daarnaast bevroren vingers bij de bevrijding.

Haar broer is na de oorlog met zijn vrouw naar New York vertrokken, nadat ze opnieuw een zoon hadden gekregen. In Amerika zijn zij rijk geworden. Die zoon heeft Leny laatst nog gezien, maar “het zijn echte Amerikanen geworden” en ze spreken de taal niet meer. Haar zus had een fabriek dichtbij Nijmegen, waar ze de gehele oorlog heeft doorgebracht en overleefd. Leny gaat anno 2010 nog wel eens langs haar ouderlijk huis, als ze wandelt in Zandvoort. Ze vertelt dat er veel is gesloopt, maar dat dat er nog staat.

Na de oorlog vond Leny het in eerste instantie ontzettend lastig om zin te geven aan het leven. Ze konden geen kant op en hadden alles verloren. Haar man probeerde terug te keren bij zijn oude baan. Hij was namelijk afgestudeerd en had voor de oorlog een hele goede baan gehad. Eerst werd hij geweigerd, maar nadat hij kwaad werd omdat hij na zo’n goede functie gehad te hebben en zo veel te hebben meegemaakt zo werd ontvangen, werd hij toch weer aangenomen.

In 1948 adopteerden ze een jongen en 9 jaar na de oorlog kregen Leny en haar man zelfs zelf nog een zoon. Het grappige was dat hun dokter de man was van een vrouw die Leny in Auschwitz had leren kennen.

Na de oorlog is haar vertrouwen in de mensheid nooit volledig herstelt. Ze is nog steeds bezig met de oorlog en vooral vlak na de oorlog kwam het telkens terug in haar dromen. Daarvoor is ze naar therapie geweest. Ook zijn zij en haar man zich veel bezig gaan houden met de Joodse gemeenschap, waar ze veel steun en wederzijds begrip uithaalden.

Leny is inmiddels blij dat ze al zo oud is. Nog steeds ergert ze zich namelijk over kranten als ‘Het Parool’ die dan weer positief schrijven over iets wat in Duitsland aan de gang is. “Mensen willen verder.” Voor haar werkt dat zo niet, zij vindt het lastig om zomaar te vergeven en te vergeten. Haar man is 58 jaar geworden en overleden in ’72. Hij was nog goede vrienden geworden met Otto Frank.

Leny de Jong-van Naarden

Het interview met Lenie stamt uit 2010 en inmiddels is Leny niet meer onder ons. In 2015 is ze op honderdjarige leeftijd namelijk overleden. Leny was een vrouw die zo goed in het leven stond, een leven dat door de oorlog blijvende schade heeft opgelopen. Het heeft haar zowel voor als na de oorlog kansen ontnomen en beïnvloed. Vandaag de dag zijn we verre van een oorlog loos bestaan. Hoewel wij het zelf op dit moment niet meemaken, zijn er andere delen van de wereld die op dit moment eenzelfde situatie meemaken. Zo worden de Oeigoeren in China ook in kampen gestopt en uitgeroeid. Laten we dankbaar zijn voor de vrede die wij momenteel genieten, helpen waar we kunnen om dit voor anderen te realiseren en vooral niet te moeilijk doen als ze bij ons aankloppen voor hulp en onderdak. Leny heeft laten zien wat het met mensen kan doen.

“Vrede is een kind dat glimlacht als je ernaar kijkt.” – Toon Hermans

Geschreven door: Thomas van Dijk in januari 2022 op basis van het interview door Herman Teerhöfer