Wat is de waarde van vrijheid? Er hangt immers geen prijskaartje aan. Als vrijheid je nooit is afgenomen, kun je de vraag misschien nooit écht beantwoorden. Voor sommigen is het afnemen van vrijheid dat zij een QR- code moeten laten zien om tijdens een pandemie naar een restaurant te kunnen. Hoe zou Cora Hamme-Stuiver daar over gedacht hebben? Stel jezelf deze vraag nog een keer na het lezen van dit verhaal.

Turbulente jeugd
Als Cora werd ze op 19 oktober 1916 geboren in Amsterdam, maar iedereen noemde haar Sara. Ze groeide als een na jongste op in een gezin van zes kinderen. Sara had een broer en vier zussen. Het gezin was Joods, al beleefden ze het geloof op het vieren van enkele feestdagen na niet actief. Sara’s moeder Rebecca was een liefdevolle vrouw. In haar spaarzame vrije tijd nam ze de kinderen mee naar de markt vlakbij het Waterlooplein. Ze deed onwijs haar best voor het gezin. De weinige herinneringen die Sara aan haar vader Salomon had waren slecht. Toen ze een paar jaar oud was verliet haar vader het gezin voor een jongere, Belgische vrouw. Hij liet moeder en de zes kinderen achter in hun huurwoning in Amsterdam. Sara zag haar vader jaren niet, totdat moeder een beroerte kreeg en werd opgenomen in een verpleeghuis. Salomon weigerde huur voor de nog thuiswonende kinderen (inmiddels tieners) te betalen en haalde Sara met haar jongste zusje naar zijn huis in Antwerpen, België.

Een Nederlands meisje dat op 19 jarige leeftijd naar Antwerpen verhuist. Het zou het begin van een spannend avontuur kunnen zijn, of van mooie studiejaren. Maar voor Sara was af en toe een reep chocolade halen een van de spaarzame ‘hoogtepunten’ tijdens haar tijd in de Belgische stad. Het zegt veel over de sombere tijd die ze er beleefde. Sara’s zusje, die een stuk mondiger was, leerde in Antwerpen al snel haar latere man kennen en keerde met hem terug naar Amsterdam. Sara bleef alleen achter. Ze moest plots moeder zeggen tegen de vrouw met wie haar vader er vandoor was gegaan. Sara weigerde dit en kreeg hier dermate flinke ruzie over met haar vader, dat ook hij een beroerte kreeg. Welkom in de turbulente jeugd van Sara Hamme- Stuiver.

Toekomst met een drastische wending
Het is 1939. Moeder Rebecca overlijdt in het verzorgingshuis in Amsterdam, waar ze sinds haar beroerte woonde. Al die jaren is Sara haar iedere zondag komen opzoeken, helemaal met de bus vanuit Antwerpen. Sara heeft Rebecca nooit verteld dat ze noodgedwongen bij haar vader in Antwerpen woonde want dit zou haar moeder vreselijk vinden. Rebecca dacht dat Sara nog gewoon in Amsterdam woonde. De dood van haar moeder betekende een keerpunt in Sara’s leven. Ze keerde niet terug naar Antwerpen maar trok in bij haar oudste broer in haar geliefde Amsterdam. Ook vader wilde twee jaar later terug naar Amsterdam, maar dit gebeurde niet meer. In Antwerpen kreeg hij een dodelijke hartaanval. Salomon werd begraven op een begraafplaats van de Antwerpse joodse gemeenschap in het Nederlandse grensdorp Putte.

Foto: Rebecca Fransman (moeder van Sara)

Als jongvolwassen wees pakte Sara haar leven op in Amsterdam. Toen zij in 1939 op een dag een boek zat te lezen in het park aan de Amsterdamse Wandelweg, merkte ze dat een man haar aandacht probeerde te trekken. De man kwam steeds dichterbij zitten en begon grapjes te maken. Grapjes die aansloegen, want ze raakten aan de praat. De man heette Max van Praag. De grappen sloegen in een serieuzer gesprek. Max vertelde Max dat hij Joods was en dat hij en zijn Joodse zussen het door hun religie moeilijk hadden op het werk. Dit waren de eerste tekenen van toenemend antisemitisme (het discrimineren van Joden) in het vooroorlogse Amsterdam. Sara vertelde aan Max dat ze ook Joods was. Iets wat Max niet geloofde, want Sara zag er helemaal niet Joods uit. Na een leuke kennismaking en met een gedeelde religieuze achtergrond liepen ze later die dag samen het park uit. Wat ze op dat moment nog niet wisten, is dat zij hier een toekomst als echtpaar tegemoet liepen. Wat zij ook nog niet wisten, is dat die toekomst op korte termijn hevig zou veranderen.

Ingeperkte vrijheden
Een jaar later, mei 1940. Ook Nederland ontkomt niet aan de Duitse invasie van Europa. Na enkele dagen van verzet door het Nederlandse leger, bezetten de Duitsers Nederland. Vrijwel direct na de bezetting voeren de Duitsers anti- Joodse maatregelen in. Ze mochten bijvoorbeeld niet meer naar bioscopen, parken en openbare gelegenheden. De nazi’s beschouwden de Joden als een ras dat een bedreiging vormde voor het Duitse volk en gaven hen onder andere de schuld van een heersende economische crisis. Joden moesten een gele ster op hun kleding dragen waardoor ze te herkennen waren op straat, iets wat Sara weigerde. Ze zag er niet Joods uit en kon zich vrij bewegen op straat, in tegenstelling tot Max en zijn familie. In 1942 trouwde ze met Max voor het stadhuis. Voor de synagoge trouwen zou na de oorlog wel komen, dachten ze. Iets wat nooit meer gebeurde. Nadat Sara en Max trouwden verhardde de haat richting Joden. Steeds meer Joden werden opgepakt en gevangen gezet. Sara en Max wisten: óf we wachten tot we opgepakt worden, óf we duiken onder. Ze kozen voor het laatste.

Begin twintig waren ze, in de bloei van hun leven. Maar zonder vrijheden óm te leven. De vader van Max kende een onderduikadres in Soest, vlakbij Utrecht. Maar het was te gevaarlijk om hier samen naartoe te gaan. Ze besloten dat Max nog even bij zijn moeder en zussen bleef en dat Sara onderdook. In Soest was Sara relatief veilig. Ze kwam terecht in een prettig gezin en viel mede door haar niet- Joodse uiterlijk niet op voor de buren. Belangrijk, want je wist in deze tijd niet wie je kon vertrouwen. Sara hielp mee in de huishouding en het ging naar omstandigheden goed, al miste ze Max want ze konden geen contact hebben. Wat Sara niet wist, is dat de situatie voor Max steeds gevaarlijker werd. Zijn moeder en zussen waren al opgepakt toen Max niet thuis was en Max durfde niet meer terug te keren naar huis. Hij sliep onder de banken in het Amsterdamse Vondelpark. Toen in Soest op een naastgelegen adres 18 onderduikers werden verraden, opgepakt en gevangen gezet door de Duitsers sloeg ook bij Sara de paniek toe. Ze moest hier weg. Via Isaac Metz, een contactpersoon bij het verzet, kon ze terecht op een onderduikadres in Hilversum. Hier brak een nieuwe fase in de onderduikperiode aan.


Cora en Max in 1943
Bron: www.joodsmonumentzaantreek.nl


Weerzien tijdens de onderduik
Het gemis van Max, het vroege opstaan, hard werken. Sara had het zwaar in Hilversum. Intussen was Max er achter gekomen dat Sara in Hilversum verbleef, alleen hij had geen adres. Wekenlang heeft hij naar haar gezocht in Hilversum totdat Sara hem plots zag fietsen toen ze langs de weg liep met boodschappen. Max vertelde dat hij niet meer terug ging naar Amsterdam en bij Sara wilde blijven. Op Sara’s onderduikadres was eigenlijk geen plek voor Max, maar bij hoge uitzondering mocht hij op zolder slapen. Dit was verre van ideaal, want hij sliep op een plank maar ze waren tenminste weer samen. Toch wisten ze dat ze op zoek moesten naar een nieuw onderduikadres. Die vonden ze via verzetsman Isaac Metz. Zijn tante uit Koog aan de Zaan had net haar zoontje verloren, had plek en kon wel wat centen gebruiken. In Koog aan de Zaan hadden Sara en Max het fijn. De vrouw beschouwde hen als haar kinderen. Ze vonden er hun draai en hadden het naar omstandigheden goed.

Oktober 1943, Koog aan de Zaan. Er kijken twee mannen door het raam naar binnen. ‘Monteurs voor het gas’, dacht de vrouw waar Sara en Max ondergedoken zaten. Bij het opendoen van de deur bleken het Duitsers te zijn: ze waren verraden. Waarschijnlijk was iemand uit de omgeving van verzetsman Isaac onder druk gezet en had diegene het onderduikadres prijs gegeven. De Duitsers troffen Sara meteen en wisten dat Max, die op dat moment niet thuis was, hier ook ondergedoken zat. De Duitsers namen plaats binnen en gaven aan net zo lang te wachten totdat Max thuis was. Ze vroegen spottend of iemand gebakjes voor ze ging halen. Sara wist dat Max rond 17:00 uur zou thuis komen. Vlak voor 17:00 uur bedacht ze een plan: ze probeerde de deur die normaal dicht was op een kier te zetten in de hoop dat Max door had dat er iets aan de hand was. Het mocht niet baten: de Duitsers hadden het door, sloten de deur en Max kwam zonder benul thuis. Ze werden opgepakt en meegenomen naar het politiebureau op het Adema van Scheltemanplein in Amsterdam.

Helpende hand als laatste kans om vrij te blijven?
‘Na 20:00 uur nog buiten geweest?’, vroegen de Nederlandse politieagenten aan de niet- Joods ogende Sara nadat de Duitsers hen hadden afgezet. Voor het eerst werd het Sara te veel; ze begon te huilen en vertelde dat ze Joods zijn, zaten ondergedoken en daarom zijn opgepakt. ‘Als we dat geweten hadden. Was hier naar toe gekomen! We zitten in het verzet’, zeiden de Nederlandse agenten. De agenten zorgden die nacht voor dekens en extra brood voor Sara en Max. De volgende ochtend werden ze naar de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam gebracht. Ze merkten dat de bus waarin ze zaten erg langzaam reed. En niet zonder reden: de Nederlandse agenten hadden de deur bewust niet op slot gedaan om Sara en Max de kans te teven om te ontsnappen. Ze deden het niet. De agenten hadden de avond ervoor over hun gezinnen verteld en Max was bang voor represailles richting de gezinnen van de agenten. Het was het risico niet waard, dachten ze toen. Hadden ze het moeten proberen? Was deze helpende hand een laatste kans om vrij te blijven? We zullen het nooit weten. Feit is dat ze vanaf dit moment gevangen waren. Ze werden bij aankomst gescheiden en verbleven 18 dagen in de gevangenis van de Weteringschans, waar veel door de Duitsers opgepakte mensen verbleven. Ze zagen elkaar na 18 dagen weer, toen ze op een treintransport werden gezet door de Duitsers. Eindbestemming? Kamp Westerbork in Drenthe. Dit was een zogeheten doorgangskamp. Vanuit hier transporteerden de Duitsers gevangenen naar vernietigingskampen in heel Europa. Sara en Max wisten dit destijds nog niet, al voelde Max aan dat het de verkeerde kant op ging. Hij was er steeds meer van overtuigd: ‘we worden vermoord.’

De treinreis naar kamp Westerbork betekende een kort weerzien tussen Sara en Max, want bij aankomst in het kamp werden ze wederom gescheiden. Ze belandden in strafbarakken omdat ze ondergedoken zaten. Sara in het vrouwendeel van het kamp en Max in het mannendeel. Op momenten dat Sara niet in de barak was moest ze veelal eentonig werk doen van de Duitsers, zoals kleren naaien. In het kamp waren Sara en Max weliswaar gesplitst, toch wisten ze elkaar te vinden. Op een plek bij het hek gaf Max Sara iedere ochtend wat pap te eten. Dat wist hij in het mannendeel te regelen. Het verblijf in Westerbork zou drie maanden duren. Totdat ze wederom op transport werden gezet. Ze wisten nog niet waarnaartoe. Wederom troffen Sara en Max elkaar op het perron voordat ze de klaarstaande treinen – beter gezegd veewagons – instapten. Een reis en een eindbestemming die Sarah later ‘de hel’ zou noemen. Na een drie dagen lange treinreis met 80 personen in een treinwagon waar 18 mensen in konden kwamen ze aan in Auschwitz in Polen. Het slechte voorgevoel dat Max had, bleek steeds meer waarheid te worden. Sara kan zich het moment dat ze aankwamen in Auschwitz, nog goed herinneren. Ze sprak met Max af dat ze elkaar na de oorlog zouden zien bij de poort. Een ontmoeting die nooit plaats zou vinden.

Alleen overleven in de hel
Mannen en vrouwen werden geselecteerd en gesplitst. De selectie ging als volgt. Wie nog in staat was om te werken werd in barakken geplaatst. Anderen werden direct omgebracht in gaskamers. Op het perron kreeg Sara net als alle andere gevangenen een nummer op haar arm getatoeëerd. Met nummer 74952 werd ze naar barak 27 gestuurd nadat haar hoofd kaal was geschoren en haar kleren waren afgepakt. In de sneeuw moesten de vrouwen naakt naar een gebouw rennen waar kleren op de grond lagen. Ze moesten zelf maar uitvechten wie kleren wisten te bemachtigen en wie niet. Het lukte Sara om wat kleren bij elkaar te sprokkelen. In barak 27 verbleef ze onder erbarmelijke omstandigheden met mede- gevangenen. Van saamhorigheid onder de gevangenen merkte Sara weinig. Het was een individuele overlevingstocht. De gevangenen werden gedwongen elke dag om 04:00 uur op te staan. Hierna moesten ze buiten op appél staan, soms uren lang. Daarna liepen de gevangenen naar hun werk. Bij terugkomst werden de gevangenen gecontroleerd op ziektes. Wie ziek was, ging naar een speciale ziekenbarak en dit kwam er feitelijk op neer dat je omgebracht ging worden in de gaskamer. Iedereen probeerde daarom in de binnenste rijen van de colonne te komen. Dit lukte Sara vaak. Totdat ze op een dag tijdens een controle bij een groep werd gevoegd die naar de gaskamers ging. Een onbekend persoon trok haar op tijd weg. Het had Sara’s dood kunnen zijn. Al had dat zelfs voor de dappere Sara destijds misschien als een verlossing gevoeld. Ze leed enorm in Auschwitz. Hoe ze het al die tijd vol hield, snapte ze zelf ook niet.

In Auschwitz moest Sara in een constante geur van verbrand mensenvlees werken voor de Duitsers. Later zou ze verklaren dat ze in Auschwitz wel eens dacht ‘had ik nog maar in Westerbork gezeten.’ In de zomer werkte ze binnen in een weverij, in de winter buiten. Deze onlogische verdeling was bewust gemaakt door de Duitsers om gevangenen te frustreren en kleineren. In de winter moest Sara stenen door de sneeuw en modder sjouwen. Daarbij struikelde ze op een dag over een berg sneeuw die hard aanvoelde. Ze schopte er tegen, keek eens goed wat het was en zag een voet uit de sneeuw steken. Ze was gestruikeld over een berg lijken. Het was tekenend voor de beestachtige manier waarop Duitsers omgingen met gevangenen in Auschwitz. Ze boezemden angst in en vernederden de gevangenen keer op keer. Een jong Pools meisje dat probeerde te ontsnappen werd voor de ogen van andere gevangenen opgehangen. Toen Sara tijdens het werk een zware steen niet opgetild kreeg ontving ze een zweepslag in haar nek. De vernederingen vonden ook plaats met het weinige eten in het kamp. De gevangenen stonden soms uren te wachten voor een klein beetje soep. Nou ja, soep; het was een soort pap waarin zelfs knopen en veiligheidsspelden zaten. Als de gevangenen door vermoeidheid en kou de soepkom niet recht hielden sloegen de Duitsers deze uit hun handen.

Dodenmars
Een zwaar jaar ging voorbij in Auschwitz. Aan het eind van 1944 belandde Sara met bevroren voeten in de ziekenbarak. Dit was beslist geen ziekenhuis met verzorging zoals je dat nu gewend bent, maar het zware werk stopte in ieder geval voor even. Naast haar lag een Joodse mevrouw uit Amsterdam. Zij kwam uit het experimentenblok, een apart deel van Auschwitz waar de Duitsers gruwelijke menselijke experimenten uitvoerden met gevangenen. Ze behandelden hen als proefdieren. De vrouw kon maar niet stoppen met huilen om het gemis van haar kind en de pijn doordat er een gat in haar wang was gebrand. Want het nut hiervan was, wist niemand. Op een ochtend lag de vrouw dood naast Sara in bed. Het geeft aan dat ook in de ziekenbarak de omstandigheden mensonterend waren. Op een moment dat de situatie uitzichtlozer dan ooit leek, ontstond er plots een hoopvolle onrust in de ziekenbarak. Er gingen geluiden dat de Russen dichterbij kwamen en dit zou kunnen betekenen dat de oorlog snel voorbij was. In de onrust en chaos die hierna ontstond lukte het verschillende gevangenen te ontsnappen. Maar voor het overgrote deel – waaronder Sara – volgde een laatste, gruwelijke beproeving: de dodenmars. Dit was een poging van de Duitsers om de sporen van de kampen uit te wissen en de gevangen elders onder te brengen. Ze lieten gevangenen dagen lopen door de sneeuw. Wie niet meer kon, werd dood geschoten. Sara zag het om haar heen gebeuren. Bovendien liep Sara op blote voeten. Het leek een onmogelijke opgave om op haar blote, bevroren voeten deze loodzware mars te volbrengen.

Nederlandse steun
Verzwakt, moe, mentaal gesloopt maar in het bezit van schoeisel vervolgt Sara haar tocht. In de mensenmassa die zich lijdend voortbeweegt vangt ze plots een Nederlands gesprek op. Een taal die ze in Auschwitz niemand hoorde spreken. Haar tot dusverre individuele overlevingstocht krijgt een wending doordat ze zich aansluit bij een groep Nederlandse vrouwen: Lientje, Suze, Greet en Hennie. De dames hadden steun aan elkaar en voor Sara, die tot dan toe weinig van solidariteit merkte in gevangenschap, was het een opsteker. Na drie dagen kwam de stoet aan bij openstaande treinwagons die de vrouwen naar kamp Ravensbrück in Duitsland brachten. Bij aankomst in Duitsland bleek het kamp overvol. Vanuit daar werden ze in vrachtwagens naar kamp Malchow in Mecklenburg vervoerd. Sara verkeerde in een roes. Het deed haar niets meer. Ze was mentaal en fysiek ver heen. Tot overmaat van ramp kreeg ze in het kamp geelzucht. Dat is een aandoening aan de lever en galblaas/galwegen. Sara was op haar laatste krachten toen ze eind april 1945 de Duitse soldaten plots hun legerkleding zag verwisselen voor burgerkleding om vervolgens het kamp uit te vluchten. Voor Sara, Lientje, Suze, Greet en Hennie was dit hét moment waar ze in gevangenschap al zo vaak over hadden nagedacht: ontsnappen.

Het vijftal vluchtte naar een naastgelegen boerderij. De boer wilde hen niet binnen hebben maar hij stond toe dat de dames in het weiland overnachtten. Bij het weiland stond een waterpomp. Voor de eerste keer sinds haar gevangenschap kon Sara douchen. Uitgerekend op dit moment kwamen de Nederlandse dames haar gillend tegemoet gerend met een bericht dat nooit meer leek te komen: ‘Sara, Sara; de Amerikanen zijn er, we zijn bevrijd!’. Een onwerkelijk gevoel, maar het was waar. De Amerikanen ontfermden zich meteen over de dames. Ze gaven hen eten en kleding en zorgden dat ze naar Enschede in Nederland gebracht werden. Hier kregen ze in een grote fabriekshal, waar ook veel andere voormalig- gevangenen waren, de verzorging die ze nodig hadden.

Bevrijd maar alleen
Pinksteren 1945. Na in Enschede verzorgd te zijn was Sara plots vrij om te gaan en staan waar ze wilde. Maar waar moest ze heen? Ze had geen idee, maar werd opgevangen door een dominee die haar onderbracht bij een pleeggezin. Bij deze hartelijke mensen mocht Sara eten en drinken wat ze wilde. Iets wat ze ook deed na al die jaren van honger in gevangenschap. Maar haar lichaam kon deze grote verandering nog niet aan. Ze werd ziek en naar kasteel Eerde in het Overijsselse Ommen gebracht om te herstellen. In Ommen kwam Sara tot rust en ze startte een zoektocht naar familieleden. Want ze wist nog steeds niet wat er met iedereen gebeurd was. Van Sara’s familie overleefde haar zus Rachel concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland. Haar zussen Marianne en Anna wisten de hele oorlog onder te duiken en maakten in 1945 de bevrijding mee in Nederland. Van de familie van Max overleefde niemand de oorlog.

Na de oorlog trok Sara bij haar zus Rachel in, die in Amsterdam woonde. De herinneringen aan de oorlog waren als vanzelfsprekend nog vers. Heel Europa was verscheurd en in wederopbouw. Zo ook het leven van Sara. En die wederopbouw kwam gelukkig in een stroomversnelling toen ze kort na de oorlog Arnold Hamme leerde kennen. Net als Sara was Arnold veel familie kwijt geraakt in de oorlog. Hun leed bracht hen samen en hun veerkracht bracht hen weer levensvreugde en geluk. Sara en Arnold trouwden, gingen in Amsterdam wonen een startten daar een succesvolle speelgoedwinkel. Ze durfden geen kinderen te nemen uit de angst dat de holocaust zich zou herhalen, maar samen hadden ze het goed.

Neurenberg
Arnold moest voor inkopen voor hun speelgoedwinkel vaak naar Neurenberg in Duitsland. Uitgerekend Duitsland, het land waar voor hen zo veel verdriet en boosheid aan kleefde. Los daarvan, was Neurenberg voor Arnold zomaar een plaats waar hij toevallig moest zijn voor zijn werk. Maar dat veranderde snel. Van november 1945 tot oktober 1946 vonden hier namelijk de Neurenbergprocessen plaats. Een strafproces tegen 24 kopstukken van het naziregime. Arnold vond dat Sara en hij hier bij moésten zijn. Ze bezochten de stafprocessen, vanuit achter in de zaal. En dat was maar goed ook, want Arnold kookte van woede en wilde de Duitsers het liefst aanvliegen. Twaalf van hen werden ter dood veroordeeld. Het staat niet in verhouding met het verdriet dat Sara en Arnold hadden, maar het was een vorm van genoegdoening. De processen volgen was zwaar voor Sara en Arnold maar ze waren blij dat ze er bij waren geweest. Het is wrang, haast ondenkbaar maar in Neurenberg overleed Arnold kort na de processen. Onverwachts, tijdens een zakenreis. Sara heeft geen afscheid meer kunnen nemen. Arnold werd in Nederland begraven. Na het overlijden van Arnold hield Sara hun zaak nog twee jaar aan. Maar het was te zwaar voor een alleenstaande vrouw. Ze was bovendien makkelijk slachtoffer van beroving, iets wat meerdere keren gebeurde.

Getekend voor het leven
Na het verlies van Arnold bleef Sara alleen. Ze sprak niet veel meer over de oorlog. De mensen met wie ze wilde praten waren dood. Sara heeft nooit kunnen begrijpen hoe ze de oorlog heeft overleefd. En ze heeft nooit kunnen begrijpen hoe mensen dit elkaar konden aandoen. Volgens Sara waren het geen mensen, het waren beesten. Sara was de rest van haar leven letterlijk en figuurlijk getekend door de oorlog. Van de zweepslag die ze in Auschwitz in haar nek kreeg nadat ze een zware steen niet opgetild kreeg bleef ze altijd last houden. Het brandmerk met nummer 74952 bleef altijd zichtbaar op haar huid. Denk nog eens na over de vraag in alinea één van dit verhaal.

Cora (Sara) Hamme-Stuiver overleed op 1 mei 2012 in Den Haag.

Tekst geschreven door Thijs Nepveu in januari 2022 op basis van het interview door Herman Teerhöfer